Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9240

Datum uitspraak2006-06-15
Datum gepubliceerd2007-02-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers218/06 KG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Appeldagvaarding betekend ten kantore van advocaat bij wie wederpartij in eerste aanleg woonplaats had gekozen. Verzending van afschrift of vertaling naar Duitsland is gesteld noch gebleken. Partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de ontvankelijkheid.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ARREST in de zaak van: [appellant], wonende te Amersfoort, APPELLANT, procureur: mr. Ch.M. de Ruiter, t e g e n de vennootschap naar Duits recht METALLIT GMBH SPEZIAL-SCHWEISSTECHNIK FABRIKATION VERTRIEBSERVICE, gevestigd te Bielefield, Duitsland, GEÏNTIMEERDE, procureur: mr. J.W. van Rijswijk. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. De partijen worden hierna [appellant] en Metallit genoemd. 1.2. Bij dagvaarding van 25 januari 2006 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Utrecht, sector kanton, locatie Amersfoort (hierna: de kantonrechter) van 12 januari 2006, met rolnummer 443548/VV 05-176, in kort geding gewezen tussen Metallit als eiseres en [appellant] als gedaagde. 1.3. [Appellant] heeft bij memorie tien grieven voorgesteld, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van Metallit zal afwijzen, althans het concurrentiebeding waarop de vordering van Metallit betrekking heeft zal matigen, met veroordeling van Metallit in de kosten van het geding in beide instanties. 1.4. Daarop heeft Metallit bij memorie geantwoord, producties overgelegd en geconcludeerd – naar het hof begrijpt - dat het hof primair [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep en subsidiair het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep. 1.5. Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties. 2. Ontvankelijkheid 2.1. [Appellant] heeft op de voet van artikel 63 lid 1 Rv de appeldagvaarding op 25 januari 2006 doen betekenen ten kantore van advocaat en procureur mr. S.W.C. Rijs bij wie Metallit in eerste aanleg woonplaats had gekozen. Volgens de dagvaarding was Metallit op de dag waarop het exploot is uitgebracht, gevestigd in Duitsland. Op de betekening van de appeldagvaarding aan Metallit is dan ook van toepassing de Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, PbEG L 160/37 (EG-betekeningsverordening, hierna te noemen: de verordening). Gesteld noch gebleken is dat [appellant] heeft voldaan aan de voorschriften van de verordening zoals uitgewerkt in artikel 56 lid 3 Rv. Dienovereenkomstig dient [appellant] binnen veertien dagen na de voormelde betekening van de appeldagvaarding een afschrift of een vertaling daarvan te hebben verzonden aan een ontvangende instantie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de verordening ter betekening aan Metallit dan wel bij aangetekende post rechtstreeks aan Metallit. 2.2. Op grond van het voorgaande rijst de door Metallit aan de orde gestelde vraag of [appellant] ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof verwijst naar zijn arrest van 25 maart 2004, NJF 2004, 322. Partijen, eerst [appellant] en dan Metallit, zullen in de gelegenheid worden gesteld zich over het antwoord op die vraag bij akte (nader) uit te laten. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 3. Beslissing Het hof: verwijst de zaak naar de rolzitting van 29 juni 2006 voor uitlating aan de zijde van [appellant]; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit arrest is gewezen door mrs. N. van Lingen, R.J.F. Thiessen en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2006 door de rolraadsheer.